(Graven van Patriarchen en Matriarchen), Haram el Khalil
Abraham kocht van Efron de Hettische koopman een stuk grond met de grot in Mamre, grot van Machpela in Hebron, waar hij het lijk van zijn vrouw Sarah begroef. "Ik geef de prijs van het veld;neem die van mij aan, opdat ik mijn dode daar begrave. En Efron antwoordde Abraham en zeide tot hem:..een stuk land van vier honderd sikkelen zilver... en Abraham woog aan Ephron het geld af (Gen 23:13-17)".
Tijdens de Tweede Tempel Periode bouwde Herodes een gebouw (Haram el Khalil of Heiligdom van Machpela) over de grot van Machpela, een plaats verschaffend voor bijeenkomsten en gebeden.
Elke laag van steenblokken (de grootste 7.5x1.4m) wordt 1.5cm terug geplaatst op de rij hieronder en de bovenste marge is wijder dan de anderen. De oppervlakte van de muur wordt verdeeld door beraamde onregelmatigheid van de verbindingen en door de fijn versierde reliëfs (gelijkend op die bij de Westelijke Muur in Jeruzalem). Het geplaveide gebied binnen de muur is ook Herodiaans. Tegen de zesde eeuw werden rond de vier zijden porticoes gebouwd. In de tiende eeuw, blokkeerde een gebouw, onderdak biedend aan een cenotaaf van Joseph, de originele ingang; de huidige ingang werd toen in de oostelijke muur gehouwen. Het bestaande gebouw dateert van het bewind van Boudewijn II (1118-1131). [De priesters van Augustinius ontdekten de grot van Machpela in 1119 onder de Herodiaanse bestrating]. Joden, christenen en moslims bezochten het ondergrondse gebied tot het midden van de dertiende eeuw.
Voor reizigers naar het Heilige Land, waren Hebron en de grot van Machpela altijd belangrijke plaatsen. Benjamin van Tudelah schrijft over zijn reis naar Hebron in 1173: "En in de vallei is de Grot van Machpela, als een jood de islamitische bewaker zou moeten betalen, zal hij voor hem een ijzeren poort openen. Van daar daalt men trappen af met een kaars in de hand. Bij het bereiken van de derde grot zal men zes graven vinden. Dit zijn de graven van Abraham, Isaac en Jacob, en tegenover hen Sarah, Rebecca en Leah".
De mamelukken (1260-1517), die de kruisvaarders van Palestina definitief verdreven, maakten Hebron hun district hoofdstad (c.1260), in welke tijd de joodse nederzetting klaarblijkelijk op waarneembare wijze vernieuwd begon te worden.
Het blijkt dat de verdraagzame moslim houding ten opzichte van de Joden, die in pre-kruisvaarderstijden had bestaan, met de terugkeer van de moslims naar Palestina niet voort duurt. In 1266 werd er een bevel uitgegeven dat de joden niet de Grot van Machpela mogen ingaan, en dit besluit werd serieus uitgevoerd tot de 20ste eeuw. Joden werden niet toegestaan voorbij de zevende trede op een trap buiten het gebouw.
Sultan Saladin voegde er vier minaretten aan toe, waarvan er slechts twee overbleven.
Langs een aan de noordzijde beginnende Mamelukse trap(1) die toelaat om de verschillende stenen van de muur te zien, komt men via de Mamelukse Djaouliyeh moskee(2) (gebouwd in 1318-1320) bij de ingang aan de noordoostzijde. De passage door de Herodiaanse muur (3) is van het begin van de tiende eeuw, toen zij de originele ingang blokkeerden. Het graf van Sarah (6) is rechtdoor. Aan de linkerzijde is de ingang van de moskee. Tankiz de Mamelukse bestuurder van Syrië verfraaide de muren met de geometrische marmeren platen en is verantwoordelijk voor de huidige vorm van de cenotaven van Isaac (16) en Rebecca (15). Het marmeren fries met het decoratieve schrift is ook van dezelfde periode; en de helling van de bestrating gaat naar de Herodiaanse regengoot (17). Wegens die regengoot weten wij dat de plaats eens zonder een dak was. Aan de rechter kant van de minrab (18) staat de minbar, oorspronkelijk gemaakt voor een moskee in Ashkelon in 1091, maar toen Saladin de stad verbrandde, verzond hij de minbar naar Hebron. Een deur leidt naar de vrouwen moskee (10), van waar men het negende eeuwse graf van Abraham kan zien. De ingang naar het Joodse deel is door moskee (11). De ingangen in de Herodiaanse muur naar het graf van Joseph (12) en de moskee, dateren uit de veertiende eeuw. De binnenplaatsen zijn Mamelukse stijl en zij zijn verantwoordelijk voor de vorm van de cenotaven van Jacob (5) en Leah (4).