Kefar Sava (ook Kfar Saba)

Een stad met een bevolking van 83.000 inwoners in het Sharon gebied, het Centrum District van Israël.

Kfar Saba wordt naar het oude Capharsaba genoemd, wat een belangrijke nederzetting in het Zuidelijke Sharon was tijdens de tweede Tempel Periode. Capharsaba wordt voor het eerst vermeld in de geschriften van Josephus FIavius, in een beschrijving van Koning Alexander Jannaeus' (126-76 V.CHR.) toe die een poging deed om een invasie vanuit het noorden tegen te houden:

"Hij (Antiochus, die Dionysius werd genoemd) kwam ook onmiddellijk en maakte expeditie tegen Judea, met acht duizend bewapend voetvolk en achthonderd paardrijders. Dus groef Alexander, uit vrees voor zijn komst, een diepe geul, die in Chabarzaba, wat nu Antipatris genoemd wordt, begint, naar de zee van Joppa, het enige deel waarop zijn leger tegen hem gebruikt zou kunnen worden" (Antiquiteiten, boek 13, CH. 15,1).

Er is ook een verwijzing naar de naam in de Talmud-verhandeling over "graan betaling van tienden", waar "het verhaal van de Capharsaba sycomoorboom" wordt verteld.

Het is een bekend feit dat Rabbi Meir en vele Tana'iten in Capharsaba leefden, wat op de plaats van de Sabiya ruïnen was gevestigd (de wijken van Shabbazi en Aliya van vandaag).


De Geschiedenis van Kfar Saba
Uit de oude kaarten ziet men dat Kfar Saba een plaats van belang is en een al lang bestaande plaats is, vanaf de stichting ervan tot op heden.

Arabisch Kfar Saba, was gevestigd waar nu de Kaplan, Yosefthal en Givat Eshkol wijken zijn, het was niet meer dan een dorp dat in de laatste eeuw is ontstaan en nam de naam van de originele nederzetting aan.

Het dorp werd tijdens de Onafhankelijkheidoorlog verlaten. Ruïnes van een grote oude nederzetting werden onder de Arabische huizen aan het licht gebracht. Tegenwoordig is er een openbaar park op die plaats, in het oostelijk deel van de stad, tussen Givat Eshkol en het Geller gemeenschapscentrum.

Grote steencilinders met putjes erin werden op die plek gevonden. Deze cilinders maakten deel uit van een olie pers. Door de opgravingen vanaf de bovenkant van de heuvel kon men de originele aardlaag bereiken, waarbij men overblijfselen van een nederzetting uit de Romeinse Periode vond, zoals ook vele andere vondsten. De lemen olielampen, de "Samaritaanse olie lampen" genoemd, die door Samaritanen worden verondersteld gebruikt te zijn, zijn heel bijzonder. In de Talmud verhandeling "graan betaling van tienden" (22:3) wordt het feit vermeld dat Samaritanen in Capharsaba leefden. De nederzetting wordt ook vermeld in andere Joodse en buitenlandse bronnen.

Het is vrij waarschijnlijk dat Saba de naam was van de originele kolonist en ook de naam van het welbekende klooster in de woestijn van Judea. Naar alle waarschijnlijkheid later werd de naam aangenomen door de volledige familie die in de vallei woonde. De familie, op zijn beuri, gaf de naam aan het volledige gebied, evenals aan het dorp.


De Ruïnes Sabiya
Dit zijn de overblijfselen van een nederzetting gelegen aan de westelijke kant van de stad, langs de weg die dwars over het land liep naar Apollonia. De plaats staat bekend onder zijn Arabische naam – Sabiya, wat een sub nederzetting, of een satelliet kan betekenen van het grotere Kfar Saba. De ruïnes van Sabiya breiden zich uit over een gebied van ongeveer 60 dunam (6 hectaren), aan de oostelijke kant van de buurt Aliya, tussen de plaatselijke gezondheidskliniek en het voetbalveld. Op deze plaats werden ook opgravingen gedaan waarbij men muntstukken, olielampen, een handvat van een vat dat een opschrift heeft in het Arabisch: "Zegen de landvoogd", en een grote kan met vier handvaten vond. Een goed geconstrueerd mausoleum, daterend uit de Romeinse Tijd, dat 300 jaar in gebruik is geweest, werd ontdekt in de dichte nabijheid van de kliniek. Een grote ondergrondse structuur, die dateert uit de Byzantijnse periode, werd in het hart van de plaats opgegraven. Het is ingelegd met wit mozaïek en met kleipotten, die horizontaal in de muren waren ingelegd.

Het is interessant op te merken dat er geen "Samaritaanse" olielampen op deze plaats werden ontdekt, wat erop wijst dat de Samaritanen waarschijnlijk niet in deze plaats woonden tijdens de Romeinse Tijd. De grote cilinders, delen van een oliepers, werden hier ook gevonden.

Vele stukken van ruwe olie, glas, overblijfsels van ovens en as, getuigen van het bestaan van een grote glas industrie in de oude nederzetting.

De Joden verworven land in Kfar Saba sinds 1892. Rabie Yehi'el Michal Piness kocht land voor de landbouw, maar het land bleef  7 meer jaren in ongebruik. In de loop van deze jaren, terwijl het land in het bezit van Baron Rothchild was, werd een poging gedaan om jasmijnbloemen voor parfum te kweken, maar het experiment mislukte. Het was slechts in het jaar 1903, toen het land aan de landbouwers van Petah Tikva werd gegeven, voor het bewerken ervan en het cultiveren, dat de nederzetting, die Kfar Saba zou worden genoemd eidenlijk gevestigd werd. Om te beginnen werd de-khan-gebouwd, die nu dient als gemeentehuis dienst doet. De kolonisten / landbouwers begonnen rondom de Khan, met het planten van amandel en eucalyptus bomen. Twee van de originele eucalyptussen kunnen nog op het terrein van het Gemeentehuis gevonden worden.

Deze twee bomen, en het eerste gebouw, vormen het embleem van Kfar Saba.

De eerste jaren bleken moeilijk voor de pioniers, wegens verboden en beperkings maatregelen die door de Turkse overheid werden opgelegd. Nochtans, dankzij hun doorzettingsvermogen, konden de pioniers, slechts binnen enkele jaen, 12 wooneenheden vestigen en zo kreeg de nederzetting vorm.

In Wereld Oorlog I, lag Kfar-Saba op de eerst linie tussen het Britse leger en het Ottomaanse leger en werd vernietigd. Tezelfdertijd kwamen ongeveer duizend ingezetenen van Tel Aviv en Jaffa om zich in de stad te vestigen. Zij waren geweldadig gedeporteerd uit hun huizen door Ottomanen. Vanwege de pogroms van 1921 keerden deze deportees naar hun originele steden terug. In 1922 sloten de originele teruggekeerde ingezetenen en de extra kolonisten sinds 1924 zich aan bij hen. In deze periode ontwikkelde de cultuur van citrusvruchten zich.

In 1937 werd Kfar-Saba tot plaatselijke gemeente uitgeroepen.

In de tijd van Arabische Opstand, 1936-1939, net zoals in 1948 Arabisch-Israëlische Oorlog, leed de bevolking van kfar-Saba onder de aanvallen van het Arabische dorp, Saba, en andere dorpen uit het gebied. Een korte tijd vóór de Israëlische onafhankelijkheidsverklaring werden deze dorpen bezet in de Operatie Medina. In 1962 werd aan Kfar-Saba de stadsstatus verleend. Tijdens de Zesdaagse oorlog kreeg Kfar-Saba aanvallen te verduren van de naburige stad Qalqilya die precies ligt aan de andere kant van de wapenstilstandsgrens van 1949 met Jordanie.