Conrad Schick (1822-1901)


Een Duitse missionaris en architect. In 1845, werd hij naar Jeruzalem gestuurd als één van vier missionarissen om aan jonge mensen mechanische vakken te onderwijzen. Schick werd in zijn dagen de belangrijke architect in Jerusalem, en veel van zijn gebouwen, met inbegrip van zijn eigen huis, bevinden zich op de Straat van de Profeten (Rehov Ha-Nevi`im).

Hij ontwierp Mea Shearim in 1846. Joseph Rivlin, één van de leiders van de Joodse gemeenschap in Jeruzalem, was één van de oprichters; en een Christelijke Arabier uit Bethlehem, die zowel Joodse als niet Joodse arbeiders tewerk stelde, was de aannemer.

In Mea Shearim, werden de poorten van de woonwijk elke avond gesloten en elke ochtend weer geopend. Tegen Oktober 1880, waren zowat 100 woningen voor bewoning klaar en bij een feestelijke bijeenkomst werden er loten voor definitieve eigendom van de huizen getrokken. Vier later jaar waren er150 huizen klaar en 300 bij de eeuwwisseling. In plaats van Conrad Schick's plan voor het creëren van een open groen gebied op elke binnenplaats werden er een graanmolen, de Berman bakkerij, en koeiestallen gebouwd. Maar het was de eerste wijk in Jeruzalem die straatlantaarns had. Vandaag, blijft Mea Shearim een geïsoleerde buurt met een ultra-orthodoxe bevolking, zijn synagogen, scholen en de winkels die zich op de behoeften van deze gemeenschap richten.

In de jaren 1870 en 1880 kwamen de eerste immigranten uit Bukharije (van wat vandaag Oezbekistan) is naar Jeruzalem. Zij kochten land voor de bouw van hun huizen en namen Conrad Schick in dienst om de "Bukhaarse wijk" te ontwerpen.

Schick was één van de belangrijke pioniers van de studie van oude overblijfselen in Jeruzalem, Zijn bevindingen zijn regelmatig gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften van Britse en Duitse organisaties die aan de exploratie van Palestina gewijd waren, namelijk het Palestine Exploration Fund en Deutscher Palästina-Verein. Hoewel Schick,voor zijn inspanningen aanmerkelijk veel aanmoediging en steun ontving van Wilson bij het hoofdkwartier van het PEF in Londen, zoals die door hun regelmatige correspondentie bevestigd wordt, werd hij genegeerd door Warren, die namens het PEF tijdens jaren 1867-70, verkenningsonderzoeken en opgravingen in Jeruzalem leidde. In een brief aan Wilson gedateerd 15 December 1871, klaagde Schick, in zijn slechte grammaticale Engels, dat "Kapitein Warren maakte slechts in een paar zeer uitzonderlijke gevallen gebruik van mijn dienst, zodat ik grotendeels van zijn gedrukte rapporten geleerd heb. Maar toch verstrekte Schick, met zijn scherp oog voor detail, later buitegewone informatie over de ondergrondse waterreservoirs op het tempelplein.

Normaal, was het tempelplein voor onderzoekers verboden terrein, maar in 1872 werd Schick een uitstekende kans geboden om dit gebied te onderzoeken. Turkije wenste om bij de Grote (Wereld) Tentoonstelling, die in Wenen gehouden zou worden, vertegenwoordigd te zijn, en de Oostenrijkse consul in Jeruzalem overreed hen om daar een gedetailleerd model van Haram al-sharif (Tempelberg) te exposeren. Zoals Schick in een brief, gedateerd 7 Juni 1872, aan Charles Wilson berichtte, werd hem de opdracht toegewezen om een passend model van hout te vervaardigen tegen een redelijke prijs (PEF Archieven, Schick 3). Hij wilde dat zijn model waardevol zou zijn voor "studenten in de geschiedenis en topografie" en niet slechts een vertoning van vakmanschap. Het werd met een ander model in het Turkse pavilion bij de Tentoonstelling in Wenen van 1873 tentoongesteld en later heeft zijn agent, Eerw. J.H. Brühl, ze verkocht aan het Zendingshuis Museum in Bazel, Zwitserland, aangezien wij op de hoogte gesteld zijn door brieven,die tussen 16 Juni 1873 en 23 April 1874 die door Schick aan Wilson zijn geschreven (PEF Archieven, Schick 7, en 9-11). Schick had besloten om "de substructions (aldus), reservoirs en alle ondergrondse, evenals de bovendegronde gebouwen af te beelden" (Archieven PEF, Schick 3). Hij begint vervolgens met het onderzoeken en het registreren van zoveel mogelijke ondergrondse eigenschappen, als hij in staat was tijdens de jaren 1873 en 1875, en ging door met het maken van modellen. Sommige van Schick's modellen kunnen nog altijd bekeken worden bij de St. Paulus Hospice te Jerusalem, of beter bekend als de Schmidt School, die tegenover de Damascuspoort ligt. Door Schick's eigen bekentenis, is zijn monografie over deTabernakel (heiligdom) en de Tempel, "Die Stiftshütte, grotendeels commentaar op deze modellen (Schick 1896:IIIIV, 55).

Dit was een periode toen de hoog noodzakelijke reparaties aan de Rotskoepel werden gemaakt door de OttomaanseTurkse overheid, die bouwers en ingenieurs op het tempelplein bracht. Deze omstandigheden maakten het voor Schick gemakkelijker om toegang tot gebieden te krijgen, die normaal aan vreemdelingen werden versperd. Hij was in staat om opgraaf werkzaamheden en de ontruiming van geblokkeerde ondergrondse kanalen te observeren. Verscheidene van de reservoirs werden die tijd door hem bezocht en geregistreerd. Schick's tekeningen geven door zijn architecturale kennis veel informatie. Veel van dit waardevolle materiaal is ongepubliceerd gebleven.

Men is nu bezig geweest met het houden van een systematisch studie van het archivistische materiaal van het "Palestine Education Fund" in Londen, inclusief de aandelen van de documenten van Schick, met speciale geconcentreerde aandacht op documentair materiaal, met inbegrip van correspondentie en tekeningen, die betrekking hebben tot de waterreservoirs.

Tegenover het Hartman Instituut is één van de vreemdst en mooiste oude gebouwenin Jerusalem. Het is nu vervallen, maar het Hansen- Ziekenhuis voor Lepralijders funcioneert nog als poliklinische patiëntbehandeling faciliteit van het Ministerie van Gezondheid. Gebouwd in 1887 door architect Conrad Schick, zit het genoemde gebied op één van de duurste grondgebieden in de stad. De gewelfde vensters en de elegante balkons kijken uit over meer dan 8000 vierkante meter tuinen, die door een verouderde 2 meter hoge bakstenen muur worden omringd.

Conrad Schick realiseerde ook een privé droom: een huis voor hem en zijn familie. Het werd in 1889 voltooid. Hij noemde zijn huis "Het Huis van Tabor" aan de Straat van Prophets (Rehov Ha-Nevi`im) nr 58, een groot mooi gebouw, met tekenen van oude en nieuwe westelijke en oostelijke stijlen, binnen een ommuurde binnenplaats. Schick nam de naam uit Psalm 89:13: "het Noorden en het Zuiden, Gij hebt ze geschapen;Tabor en Hermon jubelen in uw naam". Palmbladeren met de gehouwen Griekse letters Alpha- en Omega, symboliserend het begin en het eind, versieren de facade van zijn huis.

Toen Conrad Schick in 1901 in Jerusalem stierf, rouwden de Joden, de Moslims en de Christenen om hem. Hij is begraven in de Protestantse Begraafplaats op de Berg Zion.